Brief over voortgang Grondstoffenakkoord
Vorige week hebben staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) en minister Kamp (Economische Zaken) de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van het Grondstoffenakkoord. De veelheid aan partijen die het akkoord steunen, maakt duidelijk dat het commitment in Nederland groot is om te werken aan versnelling van de transitie naar de circulaire economie. Het streven is dat transitieagenda's en monitoringssysteem in november worden opgeleverd.
In de brief informeren de bewindspersonen over de partijen die participeren, het opstellen van de transitieagenda's, de transitieteams met voorzitters, onderzoek naar het fiscale instrumentarium, monitoringssysteem en de planning. 325 zeer diverse partijen ondersteunen het Grondstoffenakkoord. Het varieert van grote ondernemingen tot innovatieve startups, van brancheorganisaties tot financiers, van hogescholen en universiteiten tot provincies, grote steden en plattelandsgemeenten. De transitieteams die zich bezighouden met het opstellen van de tansitieagenda's zijn in april aan de slag gegaan. Elk team staat onder leiding van een eigen voorzitter.
De transitie naar een circulaire economie kent een nauwe relatie met de energietransitie. Door zuiniger en slimmer om te gaan met grondstoffen, door recycling en de toepassing van biobased materialen, kan een sterke bijdrage worden geleverd aan de afname van CO2-emissies, mits dit niet leidt tot een verhoogd energieverbruik. Het Kabinet heeft eerder toegezegd een verkennend onderzoek uit te voeren naar de relatie tussen klimaat, energie en circulaire economie. De Kamer wordt hierover in de eerste helft van 2018 geïnformeerd. Het Kabinet zal daarbij gebruik maken van de transitieagenda’s circulaire economie en de uitwerking van de energieagenda.
De prijs van producten en diensten vormt een belangrijke marktprikkel. Door het bestaande instrumentarium van fiscaliteit, heffingen en subsidies beter te richten op de circulaire economie kan de transitie worden versneld. Het Kabinet laat onderzoeken op welke wijze dit mogelijk is. In de tweede helft van het jaar resulteert dit in mogelijke beleidsopties, waarbij ook een indicatie wordt gegeven van de mogelijke effecten op grondstoffen- en energieverbruik, milieu (inclusief CO2-uitstoot), arbeidsmarkt en economie.
De transitie naar een circulaire economie is complex en veelomvattend, en vraagt inzet van veel partijen. Goede monitoring van de voortgang is daarom van belang. Om de realisatie van de doelstelling te waarborgen, wordt dit jaar parallel aan het opstellen van de transitieagenda’s een monitoringssysteem ontwikkeld.
Om de voortgang te kunnen volgen en sturen, is inzicht nodig in het grondstoffenverbruik en de gevolgen daarvan. Een eerste inschatting van deze gevolgen is gemaakt in een ex ante evaluatie door TNO. De rapportage hiervan hebben de bewindspersonen bij de brief aan de Kamer gevoegd. TNO geeft aan dat de tussendoelstelling van het Kabinet, zoals geformuleerd in het Rijksbrede programma Nederland Circulair in 2050 - 50% reductie van primair grondstoffengebruik in 2030 -, behaald kan worden en doet suggesties hoe dit te realiseren. Het rapport geeft tevens aan dat de reductie van primair grondstoffenverbruik leidt tot een evenredige reductie van de milieueffecten (zoals CO2-uitstoot, land- en watergebruik) die optreden als gevolg van de productie van die materialen. De evaluatie en aanbevelingen worden beschikbaar gesteld aan de voorzitters van de transitieteams om te gebruiken bij de agendavorming.
In de brief informeren de bewindspersonen over de partijen die participeren, het opstellen van de transitieagenda's, de transitieteams met voorzitters, onderzoek naar het fiscale instrumentarium, monitoringssysteem en de planning. 325 zeer diverse partijen ondersteunen het Grondstoffenakkoord. Het varieert van grote ondernemingen tot innovatieve startups, van brancheorganisaties tot financiers, van hogescholen en universiteiten tot provincies, grote steden en plattelandsgemeenten. De transitieteams die zich bezighouden met het opstellen van de tansitieagenda's zijn in april aan de slag gegaan. Elk team staat onder leiding van een eigen voorzitter.
De transitie naar een circulaire economie kent een nauwe relatie met de energietransitie. Door zuiniger en slimmer om te gaan met grondstoffen, door recycling en de toepassing van biobased materialen, kan een sterke bijdrage worden geleverd aan de afname van CO2-emissies, mits dit niet leidt tot een verhoogd energieverbruik. Het Kabinet heeft eerder toegezegd een verkennend onderzoek uit te voeren naar de relatie tussen klimaat, energie en circulaire economie. De Kamer wordt hierover in de eerste helft van 2018 geïnformeerd. Het Kabinet zal daarbij gebruik maken van de transitieagenda’s circulaire economie en de uitwerking van de energieagenda.
De prijs van producten en diensten vormt een belangrijke marktprikkel. Door het bestaande instrumentarium van fiscaliteit, heffingen en subsidies beter te richten op de circulaire economie kan de transitie worden versneld. Het Kabinet laat onderzoeken op welke wijze dit mogelijk is. In de tweede helft van het jaar resulteert dit in mogelijke beleidsopties, waarbij ook een indicatie wordt gegeven van de mogelijke effecten op grondstoffen- en energieverbruik, milieu (inclusief CO2-uitstoot), arbeidsmarkt en economie.
De transitie naar een circulaire economie is complex en veelomvattend, en vraagt inzet van veel partijen. Goede monitoring van de voortgang is daarom van belang. Om de realisatie van de doelstelling te waarborgen, wordt dit jaar parallel aan het opstellen van de transitieagenda’s een monitoringssysteem ontwikkeld.
Om de voortgang te kunnen volgen en sturen, is inzicht nodig in het grondstoffenverbruik en de gevolgen daarvan. Een eerste inschatting van deze gevolgen is gemaakt in een ex ante evaluatie door TNO. De rapportage hiervan hebben de bewindspersonen bij de brief aan de Kamer gevoegd. TNO geeft aan dat de tussendoelstelling van het Kabinet, zoals geformuleerd in het Rijksbrede programma Nederland Circulair in 2050 - 50% reductie van primair grondstoffengebruik in 2030 -, behaald kan worden en doet suggesties hoe dit te realiseren. Het rapport geeft tevens aan dat de reductie van primair grondstoffenverbruik leidt tot een evenredige reductie van de milieueffecten (zoals CO2-uitstoot, land- en watergebruik) die optreden als gevolg van de productie van die materialen. De evaluatie en aanbevelingen worden beschikbaar gesteld aan de voorzitters van de transitieteams om te gebruiken bij de agendavorming.
Geen opmerkingen: