Circulair bouwen: herbezinning nodig op wettelijke kaders bouwcontracten
Om in Nederland de transitie te maken naar een circulaire bouw, is herbezinning nodig op de wettelijke kaders van bouwcontracten. Dat betoogt hoogleraar Privaatrecht Stéphanie van Gulijk op vrijdag 12 april in haar inaugurele rede aan Tilburg University. Vooral de veiligheid en de kwaliteit zullen in een circulaire bouwpraktijk moeten worden gewaarborgd.
De Nederlandse bouwsector staat voor twee grote opgaven: de transitie naar een circulaire bouwpraktijk en het verbeteren van bouwveiligheid.
De Europese Commissie zet sinds 2015 in op een circulaire economie. In 2016 is door de Nederlandse overheid het Rijksbrede programma ‘Nederland circulair in 2050’ gestart om een circulaire economie te realiseren waarin afval sterk wordt verminderd. De bouwsector is een grootverbruiker van grondstoffen in de Nederlandse economie en is daarom door de overheid geprioriteerd voor verduurzaming. Dat betekent dat in rap tempo een circulaire bouwpraktijk moet worden gerealiseerd.
Dit zorgt onder meer voor veranderingen in het private bouwproces. Samenwerking in interdisciplinaire teams wordt steeds belangrijker. Bestaande rollen en verantwoordelijkheden veranderen en nieuwe ontwikkelingen doen hun intrede. Denk aan smart data en Internet of Things, die onderhoud van bouwwerken goedkoper en efficiënter maken. De bouw als geheel wordt meer servicegericht: de verdienstelijking van de bouw.
Zeker bij de transitie naar een circulaire bouwpraktijk is de vraag naar verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de bouw wezenlijk. Over die bouwveiligheid bestaan serieuze zorgen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) concludeerde in haar rapport naar aanleiding van de in 2017 ingestorte parkeergarage in Eindhoven dat de bouwveiligheid onder de maat is en dringend verbetering behoeft. De OvV gaf een tamelijk pessimistisch oordeel over hoe het bouwproces in Nederland is georganiseerd.
Verbetering is dringend nodig. Maar hoe? De regering bereidt al jarenlang ingrijpende wetswijzigingen voor over kwaliteitsborging in de bouwsector. De vraag is of de routes die de regering voorstelt daadwerkelijk voor een verbetering van de bouwveiligheid gaan zorgen.
Om de overheidsdoelstellingen betreffende circulair bouwen te kunnen realiseren moeten veiligheid en kwaliteit van het gebouwde op orde zijn, stelt Stéphanie van Gulijk. Naast de vele publiekrechtelijke initiatieven die worden ontplooid, moet die verbetering ook gezocht worden in het privaatrecht door de samenwerking tussen bouwactoren ten behoeve van veilig en circulair bouwen te versterken. Circulair bouwen zal immers meebrengen dat de samenwerking tussen partijen verder intensiveert omdat hogere eisen worden gesteld aan individuele bouwactoren op het gebied van innovatie en interdisciplinariteit gedurende het gehele project.
Een herbezinning op de bestaande wettelijke kaders voor bouwcontracten en de daarin opgenomen zorgplichten voor partijen is dus dringend gewenst. In het kader van de leerstoel ‘Privaatrecht, bijzondere overeenkomsten’ zal Van Gulijk haar onderzoek daar de komende jaren aan wijden.
De Nederlandse bouwsector staat voor twee grote opgaven: de transitie naar een circulaire bouwpraktijk en het verbeteren van bouwveiligheid.
De Europese Commissie zet sinds 2015 in op een circulaire economie. In 2016 is door de Nederlandse overheid het Rijksbrede programma ‘Nederland circulair in 2050’ gestart om een circulaire economie te realiseren waarin afval sterk wordt verminderd. De bouwsector is een grootverbruiker van grondstoffen in de Nederlandse economie en is daarom door de overheid geprioriteerd voor verduurzaming. Dat betekent dat in rap tempo een circulaire bouwpraktijk moet worden gerealiseerd.
Dit zorgt onder meer voor veranderingen in het private bouwproces. Samenwerking in interdisciplinaire teams wordt steeds belangrijker. Bestaande rollen en verantwoordelijkheden veranderen en nieuwe ontwikkelingen doen hun intrede. Denk aan smart data en Internet of Things, die onderhoud van bouwwerken goedkoper en efficiënter maken. De bouw als geheel wordt meer servicegericht: de verdienstelijking van de bouw.
Zeker bij de transitie naar een circulaire bouwpraktijk is de vraag naar verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de bouw wezenlijk. Over die bouwveiligheid bestaan serieuze zorgen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) concludeerde in haar rapport naar aanleiding van de in 2017 ingestorte parkeergarage in Eindhoven dat de bouwveiligheid onder de maat is en dringend verbetering behoeft. De OvV gaf een tamelijk pessimistisch oordeel over hoe het bouwproces in Nederland is georganiseerd.
Verbetering is dringend nodig. Maar hoe? De regering bereidt al jarenlang ingrijpende wetswijzigingen voor over kwaliteitsborging in de bouwsector. De vraag is of de routes die de regering voorstelt daadwerkelijk voor een verbetering van de bouwveiligheid gaan zorgen.
Om de overheidsdoelstellingen betreffende circulair bouwen te kunnen realiseren moeten veiligheid en kwaliteit van het gebouwde op orde zijn, stelt Stéphanie van Gulijk. Naast de vele publiekrechtelijke initiatieven die worden ontplooid, moet die verbetering ook gezocht worden in het privaatrecht door de samenwerking tussen bouwactoren ten behoeve van veilig en circulair bouwen te versterken. Circulair bouwen zal immers meebrengen dat de samenwerking tussen partijen verder intensiveert omdat hogere eisen worden gesteld aan individuele bouwactoren op het gebied van innovatie en interdisciplinariteit gedurende het gehele project.
Een herbezinning op de bestaande wettelijke kaders voor bouwcontracten en de daarin opgenomen zorgplichten voor partijen is dus dringend gewenst. In het kader van de leerstoel ‘Privaatrecht, bijzondere overeenkomsten’ zal Van Gulijk haar onderzoek daar de komende jaren aan wijden.
Geen opmerkingen: