CPB pleit voor innovaties in plasticrecycling
Na een studie concludeert het Centraal Planbureau (CPB) dat initiatieven om de hoeveelheid ingezameld plastic afval van huishoudens verder te verhogen niet automatisch leiden tot extra milieuwinst. Meer nadruk op de kwaliteit van het plastic in plaats van de kwantiteit van het verzamelde plastic zou de milieuwinst kunnen vergroten. De overheid kan daaraan bijdragen door innovaties te stimuleren.
Het CPB heeft De circulaire economie van kunststof: van grondstoffen tot afval gepubliceerd over de studie die het CPB heeft gedaan in opdracht van de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Financiën. De studie brengt op hoofdlijnen de kunststofketen in kaart, maakt effecten voor de maatschappelijke welvaart inzichtelijk en geeft enkele oplossingsrichtingen voor beleid.
Het CPB concludeert op basis van het onderzoek dat het huidige ingezamelde plastic wordt verwerkt tot een nieuw basisproduct van matige kwaliteit dat beperkt bruikbaar is. Het beleid rond het recyclen van plastic is bovendien sterk gericht op het vergroten van de hoeveelheid ingezameld materiaal. Hierdoor kunnen grote voorraden van het beperkt bruikbare basisproduct ontstaan wat uiteindelijk tot het alsnog verbranden van het gescheiden afval leidt. Door het ingezamelde plastic beter te sorteren, gaat de kwaliteit van de gerecyclede kunststof omhoog. Dit leidt weliswaar tot hogere kosten, maar ook tot meer milieuwinst.
Tegelijk stelt het CPB de vraag wat het recyclen aan milieuwinst oplevert. De bijdrage van recycling aan de reductie van de CO₂-uitstoot is beperkt: hooguit 0,15 procent van de totale uitstoot in Nederland. Er is ook geen directe relatie te leggen tussen het recyclen van kunststof en het terugdringen van zwerfafval en plastic in het oppervlaktewater, de zogeheten 'plasticsoep'. Daarnaast kunnen maatregelen om meer afval te scheiden ongewenste neveneffecten hebben. Zo kunnen hogere tarieven voor restafval leiden tot verontreiniging van ander afval, zoals het groente-, fruit en tuinafval (gft). Van dat gft wordt compost gemaakt en de kunststofresten in compost belanden uiteindelijk veelal in het oppervlaktewater. Biobased plastics (kunststof gemaakt van biomassa) bieden daarbij geen uitkomst. Slechts een kwart van de bioplastics is geschikt om te composteren en vaak kan dat alleen in een industriële omgeving. Bovendien is voor de verbouw van biomassa veel ruimte nodig, wat ten koste kan gaan van natuur- of landbouwgrond. De milieuwinst van de bioplastics is daarmee sterk afhankelijk van de bij-effecten.
Het CPB heeft geen alternatieve maatregelen onderzocht om zwerfafval en plasticsoep tegen te gaan. Het rapport signaleert wel aanknopingspunten die mogelijk kansrijk zijn. Zo kunnen regels (vaak in internationaal verband) voor bijvoorbeeld het gebruik van kunststof in cosmetica worden aangescherpt, kunnen technieken om kunststof uit afvalwater te filteren verder worden verbeterd, en kan het statiegeldsysteem worden uitgebreid. Nieuwe technologische ontwikkelingen zouden bovendien de kwaliteit van het gerecyclede kunststof kunnen verbeteren en de kosten van recycling kunnen verlagen.
Het CPB heeft De circulaire economie van kunststof: van grondstoffen tot afval gepubliceerd over de studie die het CPB heeft gedaan in opdracht van de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Financiën. De studie brengt op hoofdlijnen de kunststofketen in kaart, maakt effecten voor de maatschappelijke welvaart inzichtelijk en geeft enkele oplossingsrichtingen voor beleid.
Het CPB concludeert op basis van het onderzoek dat het huidige ingezamelde plastic wordt verwerkt tot een nieuw basisproduct van matige kwaliteit dat beperkt bruikbaar is. Het beleid rond het recyclen van plastic is bovendien sterk gericht op het vergroten van de hoeveelheid ingezameld materiaal. Hierdoor kunnen grote voorraden van het beperkt bruikbare basisproduct ontstaan wat uiteindelijk tot het alsnog verbranden van het gescheiden afval leidt. Door het ingezamelde plastic beter te sorteren, gaat de kwaliteit van de gerecyclede kunststof omhoog. Dit leidt weliswaar tot hogere kosten, maar ook tot meer milieuwinst.
Tegelijk stelt het CPB de vraag wat het recyclen aan milieuwinst oplevert. De bijdrage van recycling aan de reductie van de CO₂-uitstoot is beperkt: hooguit 0,15 procent van de totale uitstoot in Nederland. Er is ook geen directe relatie te leggen tussen het recyclen van kunststof en het terugdringen van zwerfafval en plastic in het oppervlaktewater, de zogeheten 'plasticsoep'. Daarnaast kunnen maatregelen om meer afval te scheiden ongewenste neveneffecten hebben. Zo kunnen hogere tarieven voor restafval leiden tot verontreiniging van ander afval, zoals het groente-, fruit en tuinafval (gft). Van dat gft wordt compost gemaakt en de kunststofresten in compost belanden uiteindelijk veelal in het oppervlaktewater. Biobased plastics (kunststof gemaakt van biomassa) bieden daarbij geen uitkomst. Slechts een kwart van de bioplastics is geschikt om te composteren en vaak kan dat alleen in een industriële omgeving. Bovendien is voor de verbouw van biomassa veel ruimte nodig, wat ten koste kan gaan van natuur- of landbouwgrond. De milieuwinst van de bioplastics is daarmee sterk afhankelijk van de bij-effecten.
Het CPB heeft geen alternatieve maatregelen onderzocht om zwerfafval en plasticsoep tegen te gaan. Het rapport signaleert wel aanknopingspunten die mogelijk kansrijk zijn. Zo kunnen regels (vaak in internationaal verband) voor bijvoorbeeld het gebruik van kunststof in cosmetica worden aangescherpt, kunnen technieken om kunststof uit afvalwater te filteren verder worden verbeterd, en kan het statiegeldsysteem worden uitgebreid. Nieuwe technologische ontwikkelingen zouden bovendien de kwaliteit van het gerecyclede kunststof kunnen verbeteren en de kosten van recycling kunnen verlagen.
Geen opmerkingen: