Weinig plastic gevonden in vis uit Noordzee
Vissen die in de Noordzee zwemmen hebben, anders dan vaak gedacht, amper plastic in hun maag. Wel zijn er verschillen tussen vissoorten: de maag van kabeljauw bevat iets vaker plastic dan gemiddeld, bij makreel werd niets gevonden. Dat blijkt uit onderzoek van IMARES Wageningen UR en Wageningen University. Het onderzoek wordt binnenkort gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Environmental Science and Technology.
De onderzoekers onderzochten de maaginhouden van ruim 1203 vissen uit de Noordzee. 33 (2,6 procent) daarvan bleken in hun maag plastic te hebben. Er waren echter duidelijke verschillen tussen soorten. Van de onderzochte kabeljauwen had ruim dertien procent plastic in de maag, terwijl geen plastic werd gevonden in makreel en grauwe poon. Bij haring, wijting, horsmakreel en schelvis lag dit percentage tussen een en zes procent. Vis uit het zuidelijke deel van de Noordzee bevatte vaker plastic dan vis van meer noordelijk gelegen vangplaatsen.
De stukjes plastic waren allemaal kleiner dan vijf millimeter, en er waren zelden meer dan twee stukjes plastic in dezelfde vis aanwezig. Een verband tussen de conditie van de vis en de aanwezigheid van het plastic kon niet worden gelegd. IMARES-onderzoeker Edwin Foekema, die het onderzoek leidde, vindt dit niet verwonderlijk: “De stukjes zijn zo klein dat verwacht mag worden dat zij het lichaam via natuurlijke weg zullen verlaten, zonder schade te veroorzaken. Waarschijnlijk zijn deze stukjes per ongeluk met water ingeslikt en is een vis goed in staat grotere delen als niet eetbaar te herkennen. Dit in tegenstelling tot bij bijvoorbeeld sommige vogels die grotere stukken plastic inslikken die vervolgens in het maag-darm kanaal achterblijven, en de conditie van de vogels negatief beïnvloeden. Misschien dat dergelijke effecten wel kunnen optreden bij hele kleine vis of vislarven. Dat willen we nog onderzoeken.”
De gevonden hoeveelheden plastics zijn lager dan wat eerder door anderen in vis is gevonden. De Wageningse onderzoekers sluiten niet uit dat dit berust op verschillen in meetmethode. Zelf ontdekten zij bij hun onderzoek dat de monsters tijdens verwerking snel vervuild kunnen raken door textielvezeltjes uit de omringende lucht. Zij benadrukken daarom het belang van extreem schone werkomstandigheden bij onderzoek naar micro-plastics; zij lieten in hun eigen onderzoek daarom deze textielvezels buiten beschouwing.
De onderzoekers onderzochten de maaginhouden van ruim 1203 vissen uit de Noordzee. 33 (2,6 procent) daarvan bleken in hun maag plastic te hebben. Er waren echter duidelijke verschillen tussen soorten. Van de onderzochte kabeljauwen had ruim dertien procent plastic in de maag, terwijl geen plastic werd gevonden in makreel en grauwe poon. Bij haring, wijting, horsmakreel en schelvis lag dit percentage tussen een en zes procent. Vis uit het zuidelijke deel van de Noordzee bevatte vaker plastic dan vis van meer noordelijk gelegen vangplaatsen.
De stukjes plastic waren allemaal kleiner dan vijf millimeter, en er waren zelden meer dan twee stukjes plastic in dezelfde vis aanwezig. Een verband tussen de conditie van de vis en de aanwezigheid van het plastic kon niet worden gelegd. IMARES-onderzoeker Edwin Foekema, die het onderzoek leidde, vindt dit niet verwonderlijk: “De stukjes zijn zo klein dat verwacht mag worden dat zij het lichaam via natuurlijke weg zullen verlaten, zonder schade te veroorzaken. Waarschijnlijk zijn deze stukjes per ongeluk met water ingeslikt en is een vis goed in staat grotere delen als niet eetbaar te herkennen. Dit in tegenstelling tot bij bijvoorbeeld sommige vogels die grotere stukken plastic inslikken die vervolgens in het maag-darm kanaal achterblijven, en de conditie van de vogels negatief beïnvloeden. Misschien dat dergelijke effecten wel kunnen optreden bij hele kleine vis of vislarven. Dat willen we nog onderzoeken.”
De gevonden hoeveelheden plastics zijn lager dan wat eerder door anderen in vis is gevonden. De Wageningse onderzoekers sluiten niet uit dat dit berust op verschillen in meetmethode. Zelf ontdekten zij bij hun onderzoek dat de monsters tijdens verwerking snel vervuild kunnen raken door textielvezeltjes uit de omringende lucht. Zij benadrukken daarom het belang van extreem schone werkomstandigheden bij onderzoek naar micro-plastics; zij lieten in hun eigen onderzoek daarom deze textielvezels buiten beschouwing.
Geen opmerkingen: