PET-flessen zijn geholpen met zuiver recyclaat
PET (Polyethyleentereftalaat) is een veel toegepast verpakkingsmateriaal voor drankflessen. Om deze verpakkingen meer circulair te maken, wordt voor de productie van PET-flessen steeds meer gerecycled PET (rPET) toegepast.
Wageningen Food & Biobased Research heeft onderzoek uitgevoerd naar de effecten van rPET op de eigenschappen van de flessen én op de kwaliteit van de inhoud van de flessen.
Het onderzoek werd uitgevoerd als onderdeel van het wetenschappelijk onderzoeksprogramma Sustainable Packaging van het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken en het Topinstituut Food & Nutrition. Het onderzoek is begeleid door een klankbordgroep met vertegenwoordigers van drie frisdrankfabrikanten en de brancheorganisatie Frisdrank, Waters en Sappen.
De hoofdvraag van het onderzoek was of, én in welke mate de toepassing van rPET invloed heeft op de migratie van stoffen naar de inhoud van de fles, de mate van haze (een technische term voor de optische transparantie van de fleswand) en verkleuring en op de sterkte van de fles.
Voor het onderzoek zijn drie op de markt voorkomende soorten rPET met uiteenlopende kwaliteiten gebruikt. Hiermee zijn in een kleine productielocatie honderden flessen geblazen. Naast flessen van 100% virgin PET werden ook flessen met verschillende concentraties rPET geproduceerd, te weten met 25%, 50%, 75% en 100% rPET.
Uit flessen die rPET bevatten, migreren zeer kleine hoeveelheden stoffen naar de inhoud van de fles. Een aantal van die stoffen valt in de categorie van de zogenoemde ‘non intentionally added substances’ (NIAS). De aangetroffen stoffen zijn 2-methyl-1,3-dioxolaan, benzeen, styreen, aceton, butanon, furaan en limoneen. Het resultaat van dit deel van het onderzoek is dat migratie van NIAS in zeer kleine hoeveelheden plaatsvindt. De onderzoekers richtten hun aandacht met name op de waargenomen aanwezigheid van benzeen, omdat deze stof het hoogste risicoprofiel heeft.
De waargenomen concentraties van benzeen zijn dusdanig laag, dat deze blootstelling geen prioriteit heeft vanuit de optiek van de volksgezondheid. De hoogst gemeten concentraties benzeen in het water in de flessen zijn onder realistische testomstandigheden lager dan de helft van de toegestane norm voor benzeen in drinkwater. Deze norm is 1 microgram per liter. De waargenomen lage concentraties benzeen vertonen een sterk verband met de aanwezigheid van chloor in het rPET. Hoe meer chloor in de rPET, hoe meer benzeen wordt gevonden in het water. Een voor de hand liggende bron voor dit chloor is PVC of PVdC, dat nog in verpakkingen wordt gebruikt en ook voorkomt in niet-verpakkingen die tussen de gesorteerde PET-flessen belanden.
Wageningen Food & Biobased Research heeft onderzoek uitgevoerd naar de effecten van rPET op de eigenschappen van de flessen én op de kwaliteit van de inhoud van de flessen.
Het onderzoek werd uitgevoerd als onderdeel van het wetenschappelijk onderzoeksprogramma Sustainable Packaging van het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken en het Topinstituut Food & Nutrition. Het onderzoek is begeleid door een klankbordgroep met vertegenwoordigers van drie frisdrankfabrikanten en de brancheorganisatie Frisdrank, Waters en Sappen.
De hoofdvraag van het onderzoek was of, én in welke mate de toepassing van rPET invloed heeft op de migratie van stoffen naar de inhoud van de fles, de mate van haze (een technische term voor de optische transparantie van de fleswand) en verkleuring en op de sterkte van de fles.
Voor het onderzoek zijn drie op de markt voorkomende soorten rPET met uiteenlopende kwaliteiten gebruikt. Hiermee zijn in een kleine productielocatie honderden flessen geblazen. Naast flessen van 100% virgin PET werden ook flessen met verschillende concentraties rPET geproduceerd, te weten met 25%, 50%, 75% en 100% rPET.
Uit flessen die rPET bevatten, migreren zeer kleine hoeveelheden stoffen naar de inhoud van de fles. Een aantal van die stoffen valt in de categorie van de zogenoemde ‘non intentionally added substances’ (NIAS). De aangetroffen stoffen zijn 2-methyl-1,3-dioxolaan, benzeen, styreen, aceton, butanon, furaan en limoneen. Het resultaat van dit deel van het onderzoek is dat migratie van NIAS in zeer kleine hoeveelheden plaatsvindt. De onderzoekers richtten hun aandacht met name op de waargenomen aanwezigheid van benzeen, omdat deze stof het hoogste risicoprofiel heeft.
De waargenomen concentraties van benzeen zijn dusdanig laag, dat deze blootstelling geen prioriteit heeft vanuit de optiek van de volksgezondheid. De hoogst gemeten concentraties benzeen in het water in de flessen zijn onder realistische testomstandigheden lager dan de helft van de toegestane norm voor benzeen in drinkwater. Deze norm is 1 microgram per liter. De waargenomen lage concentraties benzeen vertonen een sterk verband met de aanwezigheid van chloor in het rPET. Hoe meer chloor in de rPET, hoe meer benzeen wordt gevonden in het water. Een voor de hand liggende bron voor dit chloor is PVC of PVdC, dat nog in verpakkingen wordt gebruikt en ook voorkomt in niet-verpakkingen die tussen de gesorteerde PET-flessen belanden.
Geen opmerkingen: